Botsende heup

Wat is het?

Femoro-acetabulair impingement (oftewel botsende heup) treedt op wanneer de vorm van de heupkop en het acetabulum niet perfect overeenkomen. De twee meest voorkomende afwijkingen zijn CAM-impingement en PINCER-impingement. Deze kunnen ook gecombineerd voorkomen.

CAM-impingement

Bij een CAM-afwijking is de kop van de heup niet mooi rond, maar is er een extra botaanwas op de overgang van de heupkop naar de hals. Bij het bewegen van de heup (vooral bij plooien en naar binnen toedraaien) botst deze extra bult tegen de rand van de heuppan. Dat gebeurt meestal op de overgang van het labrum naar het kraakbeen van de heuppan. Aangezien het labrum heel sterk bezenuwd is, kan herhaaldelijk botsen pijn veroorzaken (liespijn) en uiteindelijk leiden tot het loskomen van het labrum van zijn aanhechting en zelfs kraakbeenschade met op langere termijn risico op artrose op jonge leeftijd. CAM-type impingement komt voornamelijk voor bij jonge mannen.

PINCER-impingement

Bij PINCER-impingement bestaat een overbedekking van de heupkop door de heupkom. Net zoals bij het CAM-impingement zal er een botsing ontstaan bij bepaalde bewegingen van de heup (vooral bij dieper plooien en naar binnen toedraaien). Hierbij zal de rand van de pan botsen tegen de hals van de heup. Dat kan opnieuw slijtage geven van het labrum en de daarmee gepaard gaande liespijn. Bij veelvuldig botsen kan op termijn ook kraakbeenschade optreden met wederom het risico op artrose op jongere leeftijd. PINCER-type impingement komt voornamelijk voor bij vrouwen van 45 tot 55 jaar.

Symptomen

Liespijn, moeite om de benen te kruisen en pijn bij diep buigen en naar binnen draaien van de heup zijn de meest voorkomende klachten. De pijn is vaak activiteitsgebonden. In een verder stadium kan het moeilijker worden om kousen en schoenen aan te trekken.

Patienten wijzen de klachten vaak aan over de voorzijde/buitenzijde van de heup: het zogenaamde C-sign. De pijn kan bij klinisch onderzoek het best uitgelokt worden door de FADIR-test, waarbij de heup in gecombineerde Flexie Adductie Interne Rotatie wordt gebracht.

Diagnose

Een standaard-radiografie van het bekken alsook een radiografie van de heup (Face-opname en Dunn view 45°) zijn primordiaal bij de uitwerking van femoro-acetabulair impingement.

Dynamische echografie is nuttig voor het diagnosticeren van een internal of external snapping hip.

Bij falen van conservatieve therapie is een arthro-MRI van de heup aangewezen waarbij contrast in het heupgewricht wordt ingespoten om letsels van labrum en kraakbeen beter te visualiseren.

Behandeling

Eerstelijnsbehandeling

De eerstelijnsbehandeling van zowel de klikkende als de botsende heup is conservatief. Aanpassen van de activiteiten, vermageren en een trapsgewijze opbouw van pijnmedicatie (waaronder ook NSAID's) verhelpen vaak al een groot deel van de klachten.

Daarnaast is minstens 6 weken kinesitherapie aangewezen volgens een specifiek schema voor de desbetreffende pathologie. Deze schema's zijn te vinden op deze website.

Bij onvoldoende beterschap hiermee kan geopteerd worden voor een echogeleide infiltratie (inspuiting) met een corticoid van de psoas of tensor fascia latae bij een klikkende heup of voor een radioscopie-geleide infiltratie van het heupgewricht bij een botsende heup.

Tweedelijnsbehandeling

Bij falen van de conservatieve behandeling kan de patiënt in aanmerking komen voor een kijkoperatie/arthroscopie van de heup. Daarbij worden via 2 of 3 kleine kijk-incisies een camera en enkele werkinstrumenten in de heup naar binnen gebracht. Met een heuparthroscopie kunnen onder andere de volgende problemen behandeld worden: losmaken van een verspringende psoas-pees, losmaken van een verspringende tensor-pees, wegname van een CAM-deformiteit, hechten van een labrumscheur, wegname van een gewrichtsmuis, spoeling van een heupgewricht, etc.

Een kijkoperatie van de heup is gemiddeld genomen complexer dan pakweg een knie- of schouder-arthroscopie. De voornaamste redenen hiervoor zijn de diepe ligging van de heup en het feit dat er tractie moet gegeven worden aan het gewricht om de nodige werkruimte te creëren voor de ingreep zelf.

De revalidatie na een heuparthroscopie is afhankelijk van de letsels die behandeld werden, maar duurt toch makkelijk een drie- tot viertal maanden.

De klikkende en botsende heup zijn aandoeningen waarvoor de aandacht groeit, voornamelijk omdat de kennis over de pathologie en de mogelijkheden voor de behandeling ervan toenemen. Bij femoro-acetabulair impingement zien we een bimodale leeftijdsverdeling, waar CAM-impingement meer voorkomt bij jonge mannen en PINCER-impingement eerder bij dames van 45 tot 55 jaar.

Indien conservatieve therapie faalt, kunnen patiënten potentieel geholpen worden door een kijkoperatie of arthroscopie van de heup.

Een goede eerstelijnsuitwerking met radiografie, infiltratie en arthro-MRI is primordiaal in de diagnose en indicatiestelling van deze problematiek.